Hoe kon het dat in de Gouden eeuw Nederland zo succesvol was?
Lees dan vooral verder!
De VOC was een compagnie die handelde in specerijen. Het werd in 1602 opgericht door de Staten-Generaal. Er waren namelijk al een paar kleine compagnies die handelden in de Oost. Er was een strijd tussen die compagnies. Ze wilden allemaal hun specerijen goed verkopen dus moesten de prijzen lager zijn dan bij een ander bedrijf. Zo werd er heel weinig verdiend terwijl de specerijen heel veel waard waren. Dit heette de specerijenkoorts. De Staten-Generaal greep in en zei dat er nog maar één bedrijf mocht handelen in de Oost. Zo werd de VOC ( Verenigde Oost-Indische Compagnie ) opgericht. Het kreeg het Octrooi, het alleenrecht om expedities uit te rusten en handel te drijven. Zo was de strijd tussen de onderlinge concurrentie opgelost. Het bestuur van de VOC bestond uit de Heren 17, dat waren de eerdere bazen van de kleine compagnies. Zij beslisten alle zaken over de VOC, zoals hoeveel schepen er gebouwd moesten worden, waar en wanneer ze vertrokken en wat ze moesten halen uit de Oost. Ze bestuurden de VOC vanuit verschillende kantoren: de 'kamers'. Er waren kamers in de steden Amsterdam, Middelburg, Hoorn, Delft, Rotterdam en Enkhuizen.
Monopolie
De VOC had een monopolie. Dit houdt in dat de VOC als enige het recht had om vanuit Nederland naar Indië te gaan en hier te gaan handelen. Hierdoor was VOC een erg machtig en rijk bedrijf. Ook mocht de VOC verdragen sluiten met Aziatische vorsten, forten en handelsposten bouwen en oorlog voeren. De schepen van de VOC werden goed voorzien van soldaten en kanonnen. De VOC verdiende heel veel geld maar ook daar kwam een keer een einde aan. Het ging steeds slechter met de VOC. In 1798/1799 werd de VOC failliet verklaard.
De WIC staat voor West Indische Compagnie. De WIC was de Hollandse slavenhandel. Het werd opgericht in 1621, omdat de VOC zo'n groot succes was. Deze compagnie haalden eerst slaven uit Afrika en bracht ze naar Azië. De reden dat er geen Aziatische slaven werden gebruikt was dat die niet zo hard konden werken als de Afrikanen. Ook waren de Afrikanen veel sterker. Als de boot met 400 slaven in het ruim aankwam in Azië werden ze daar verkocht aan plantagehouders. Om ervoor te zorgen dat de slaven herkenbaar waren voor hun bazen werden ze gebrandmerkt. Het werk van de slaven was erg zwaar. Ze moesten de hele dag werken tot het pikkedonker was en s'ochtends moesten ze voor het ochtendgloren alweer op. Als een slaaf zich misdroeg was zijn straf zweepslagen. Het was dan ook meer dan logisch dat de slaven probeerden te vluchten. Dat lukte niet altijd, maar die, die het wel lukte hebben in de jungle een nieuwe nederzetting opgezet. ze werden de Maronnen genoemd. Letterlijk weggelopen vee. Ze staken plantages in brand om andere slaven te bevrijden.
In 1863 werd de slavernij officieel afgeschaft.
driehoekshandel
De slavenhandel was onderdeel van de driehoekshandel. De WIC ging vanuit Europa met Europese spullen zoals geweren naar Afrika om die te ruilen voor slaven. De slaven worden naar Fort Elmina gebracht, en als er genoeg slaven waren, werden ze vervoerd naar Amerika. Daar ruilden ze de slaven voor de tropische producten die daar verbouwd werden door slaven.
Handel
In de Gouden Eeuw groeide de handel enorm. De republiek was een van de rijkste landen van Europa. Dat kwam mede door de handel. Veel kooplieden kwamen naar Amsterdam om daar met andere kooplieden te handelen. Ze ontmoetten elkaar eerst op vaste tijden op de Nieuwe Brug bij het IJ. Wanneer het regende gingen ze naar een bijgelegen kapel, de Oude Kerk. Er was zoveel te onderhandelen dat de kooplieden een eigen gebouw wilden hebben. Stadsbouwmeester Hendrick de Keyser ontwierp een beurs, die in 1611 af was. In de 17e eeuw waren veel gebouwen gebaseerd op de Griekse en Romeinse stijl. De beurs had een zuilengalerij, en elke zuil had een andere tak van handel. Er waren niet alleen kooplieden te vinden, maar ook bankiers, schippers en publiek die de laatste nieuwtjes wilde horen.
Nijverheid
In heel veel Nederlandse steden zoals Amsterdam was een bloeiende nijverheid ( ook wel industrie ) die grondstoffen verwerkten. Er waren bijvoorbeeld koffiebranderijen, suikerraffinaderijen en diamantslijperijen. Zo werd Leiden een van de belangrijkste textielsteden van Europa, en Delft stond bekend om de aardewerkindustrie. In bedrijven en bij mensen thuis werd die nijverheid verricht. Er werden bijvoorbeeld garens gesponnen en stoffen geweven. Veel kooplieden hielden zich zowel bezig met handel als met nijverheid. Zo werden sommige families steenrijk door het maken en verhandelen van producten. Zo had een familie in verschillende landen smeltovens, gieterijen, pletterijen, bossen en mijnen. Ze haalden delfstoffen ( ijzer en koper) uit hun mijnen, deden die in hun smeltovens die branden op het hout van hun bossen. De wapens die ze maakten werden vervoerd naar Amsterdam en daarna voorzagen ze half Europa van kanonnen, geweren, harnassen en kogels. De winst investeerden ze weer in hun handelsonderneming. Dit heet handelskapitalisme.
Landbouw en Visserij
De landbouw en visserij profiteerden volop van de welvaart in de Nederlanden. Dankzij grote hoeveelheden graaninvoer uit Polen konden boeren zich richten op de productie van boter, kaas en vlees. Daar was grote markt voor in het land. Kaas bijvoorbeeld werd een heel belangrijk export product. Ook deden boeren veel aan veeteelt. Ze hielden bijvoorbeeld kippen, koeien en varkens.
Visserij was ook erg belangrijk voor de welvaart in de de Republiek. Nederlandse vissers gingen naar de Noordzee om daar haring te vangen. Ook gingen ze naar het hoge noorden waar ze joegen op walvissen. Met deze visserij werd veel geld verdiend. Ze vingen de walvissen vanwege hun speklaag. Het walvisspek werd uitgekookt en van het zo ver gekregen walvistraan werd bijvoorbeeld zeep of lampolie gemaakt.
Met handel, nijverheid, landbouw en visserij werd zoveel geld verdiend dat de Republiek het rijkste land van Europa werd. Vandaar de naam Gouden Eeuw.
Amsterdam
Amsterdam was in de gouden eeuw een bruisende stad. Veel spullen werden opgeslagen om verder weer verhandeld te worden. Zo kwamen grote VOC schepen aan met specerijen. die specerijen werden door kleinere bootjes verder door Amsterdam vervoerd om ze in pakhuizen op te slaan. Amsterdam werd een stapelmarkt genoemd. Het was de grootste stapelmarkt van Europa. Amsterdam kreeg daarom een erg grote en belangrijke rol in de wereldhandel. Ook hadden de VOC en de WIC hier kantoren. In Amsterdam was veel handel en nijverheid.