Politiek

De landen moesten natuurlijk ook bestuurd worden. Op deze pagina leggen we uit wie dat deed, waar ze dat deden en hoe dat ging.

Bestuur in de Republiek

 

In de 17e eeuw was Nederland een republiek: de Republiek der Verenigde Nederlanden. Het was bijzonder tegenover de andere landen. Het werd namelijk niet bestuurd door een koning. Het bestond eigenlijk uit zeven onafhankelijke ''staatjes'': de gewesten Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland, Overijssel, Groningen en Friesland.  In elk gewest was er een hoog bestuur: de Staten. Hierin zaten vertegenwoordigers van de steden en de adel. Alle gewesten werkten samen in de Staten-Generaal. Hier werd overlegd over de buitenlandse politiek, het leger en de vloot en het bestuur van de gebieden die in de 17e eeuw op de Spanjaarden veroverd waren: Noord-Brabant, Zeeuws-Vlaanderen en delen van Limburg. Alle leden van de Staten-Generaal vertegenwoordigden hun eigen gewest. De meest belangrijke besluiten werden pas genomen als alle leden het ermee eens waren. Echter had Holland in praktijk de meeste macht, dat kwam doordat dit gewest 60% van de gemeenschappelijke uitgaven betaalde. Holland bestond toen uit de huidige provincies Noord- en Zuid-Holland.

 

De bestuurders in de steden, gewesten en de Staten-Generaal werden regenten genoemd. Regenten kwamen uit adel en de rijke burgerij. Het gewone volk had niets te vertellen. Zo'n bestuur door een bevoorrechte bovenlaag heet een oligarchie. Hierdoor verschilde de Republiek van andere landen. In Frankrijk was Lodewijk XIV aan de macht en daar deden ze aan absolutisme. Dat is een regeringsvorm waarbij de macht van de koning door niets en niemand werd beperkt. In Engeland was er een monarchie.

 

Raadpensionaris en Stadhouder

 

De belangrijkste en machtigste regent was de raadspensionaris. De raadpensionaris was de voorzitter van de Hollandse Staten. Ook was hij de belangrijkste vertegenwoordiger van het gewest Holland (nu Noord- en Zuid-Holland) bij de Staten-Generaal. Toch was de stadhouder meestal machtiger. Bijna alle gewesten hadden dezelfde stadhouder: een nakomeling van Willem van Oranje. De stadhouder was opperbevelhebber over het leger en de vloot van de Republiek. Ook had de stadhouder invloed op de benoeming van de regenten.

 

Stadhouderloos Tijdperk

 

Na de Tachtigjarige Oorlog was er veel spanning tussen de stadhouder en een deel van de regenten.  Er was toen net een nieuwe stadhouder: Willem II, die zijn overleden vader Frederik Hendrik was opgevolgd. Veel regenten vonden dat de Republiek in de vredestijd geen stadhouder nodig had. Uiteindelijk probeerde Willem II in 1650 nog alle macht naar zich toe te trekken. Hij probeerde met zijn leger een verrassingsaanval op Amsterdam te doen. Dit mislukte echter, omdat hij met zijn leger verdwaalde op de hei in Hilversum. Hierdoor kreeg de prins hoge koorts en overleed. In 1651 besloten honderden regenten dat ze geen nieuwe stadhouder gingen benoemen. Dit bleef zo tot 1672. Toen kwam er een eind aan het stadhouderloos tijdperk.

 

Rampjaar (1672)

 

1672 was namelijk het rampjaar voor de Republiek. In dit jaar werden ze aangevallen door de landen Frankrijk en Engeland en de aartsbisdommen Keulen en Münster. Op zee versloeg Michiel de Ruyter de Frans-Engelse vloot, hierdoor was het Nederlandse landleger verwaarloosd. De Franse troepen trokken dus makkelijk naar binnen. Plunderend en brandstichtend gingen ze door Gelderland en Utrecht, tot aan de grens van Holland. Net op tijd lieten de Hollanders de polders ten westen van Utrecht onder water lopen. Hierdoor kon Frankrijk niet doorgaan. In Holland brak er grote paniek uit. De raadpensionaris Johan de Witt kreeg de schuld van het zwakke leger. Het volk riep om Oranje en al snel werd Willem III tot stadhouder benoemd. In Den Haag werden Johan de Witt en zijn broer vermoord en verminkt. Na het Rampjaar verdreef de stadhouder Willem III de Fransen. Toch bleef het gevecht doorgaan in de zuidelijke Nederlanden. Vanaf 1689, toen Willem III koning van Engeland werd, vochten Nederland en Engeland samen tegen Frankrijk. Maar de oorlogen kostten wel veel geld, hierdoor raakte Nederland zijn economische voorsprong op Engeland kwijt.  

 

Roemrijke Revolutie

 

Veel Engelse koningen wilden net zoals Lodewijk XIV alle macht hebben, maar slaagden er niet in. Hier was veel discussie over in het parlement in de 17e eeuw. Dit conflict eindigde in 1688 toen stadhouder Willem III koning Jacobus II verdreef. Deze gebeurtenis wordt de Glorious Revolution (Nederlands: Roemrijke Revolutie) genoemd. Toen Willem III koning van Engeland werd, beloofde hij aan het parlement dat hij zich aan bepaalde regels zou houden. Dit stond bekend als de Bill of Rights en hierin staat dat hij belangrijke besluiten met het parlement moest overleggen. Ook verloor de Engelse koning zijn macht over de rechters, die onafhankelijk werden. Na de Glorious Revolution bleef Engeland een monarchie waarin macht van de koning beperkt is door het parlement.